Rav emissiefactoren en obm vergunning geen referentiesituatie voor beweiden

 

Een melkvee en varkensbedrijf te Valkenswaard heeft in 2013 een natuurvergunning aangevraagd voor de wijziging en uitbreiding van zijn bedrijf. De verleende vergunning is vernietigd door de rechtbank, waarop de aanvraag is aangepast en door GS een nieuw besluit is genomen.

De natuurvergunning is verleend op basis van interne saldering en vanwege de rechtspraak van de Afdeling van 18 december 2024 wordt het beroep gegrond verklaard omdat niet getoetst is aan het vereiste van additionaliteit.

 

 

 

De Afdeling toetst in deze zaak wel verder door. Zo beantwoordt de Afdeling de vraag of de emissiefactor op juiste wijze is getoetst. Met betrekking tot stalsysteem A1.13 stelt het college dat de onzekerheid over de juistheid van de Rav-emissiefactor in dit geval geen rol speelt, omdat het stalsysteem A1.13 zowel in de aangevraagde situatie als in de obm-vergunde situatie wordt toegepast.

De Afdeling deelt dit standpunt niet.  De twijfel over de juistheid van de Rav-emissiefactor betekent ook dat de emissie die is toegerekend aan de obm-vergunning mogelijk is onderschat. Daardoor kan niet worden vastgesteld of de obm-vergunning de milieutoestemming is met de laagste emissie sinds de referentiedatum.

Verder dient de beoordeling van de gevolgen die zijn toe te rekenen aan de toestemming voor een project in de referentiesituatie te geschieden aan de hand van de meest recente wetenschappelijke inzichten. Dat is alleen anders als in een vergunningvoorschrift of algemene regel de maximale emissie of depositie is gelimiteerd (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3694, onder 6.2, en ECLI:NL:RVS:2023:3691, onder 6.2). Die uitzondering doet zich hier niet voor.

Tenslotte oordeelt de Afdeling (nog eens) dat aan de obm-vergunning geen referentiesituatie voor beweiden kan worden ontleend, omdat een milieutoestemming geen betrekking heeft op het beweiden (vergelijk de uitspraak van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2874, onder 24.1).

Voor het alsnog te nemen besluit geeft de Afdeling mee dat de gevolgen van het weiden van vee in de aangevraagde situatie in kaart moeten worden gebracht. Dat kan in een passende beoordeling. Een referentiesituatie voor beweiden kan, net als voor bemesten, worden ontleend aan een planologisch regime dat algemene regels bevat over agrarisch grondgebruik, waarvan weiden en bemesten een onderdeel is. De Afdeling verwijst naar de uitspraak van 12 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2874, die is aangevuld in de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2404. Op deze laatst genoemde uitspraak wordt in deze flits ook ingegaan. AbRvS 4 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2564.